Taalmodel: het onderscheid tussen deze, die, dat en dit

Het onderscheid tussen deze, die, dat en dit

Inleiding

Er is soms verwarring bij het gebruik van deze/die en dat/dit.
Soms wordt “deze” gebruikt als het “die” moet zijn, en soms “dit” als het “dat” moet zijn.
Er zijn veel redenen voor die fouten, en ze kunnen alleen worden aangepakt door een grondige kennis van de grammaticale kenmerken en mogelijkheden van die vier woordjes.

Die/deze en dat/dit zijn aanwijzende voornaamwoorden.

De meest voorkomende aanwijzende voornaamwoorden (die en dat) hebben eigenlijk drie verschillende gebruikswijzen.
Ze kunnen wijzend of verwijzend worden gebruikt, en als ze verwijzend worden gebruikt, kunnen ze ofwel volledig verwijzend ofwel bepalingaankondigend worden gebruikt.

A. Met wijzende functie

De wijzende functie wordt gebruikt in de spreektaal. In dat geval worden “die” en “dat” gewoonlijk gecombineerd met een gebaar.

Alleen deze(n)/dit en die/dat zijn aanwijzende voornaamwoorden die worden gebruikt met de wijzende functie. Ze kunnen zowel zelfstandig als bijvoegelijk worden gebruikt. De andere aanwijzende voornaamwoorden kunnen niet met wijzende functie worden gebruikt.

    Gebruik

  • Deze/dit dienen om de nabijheid van het te tonen object uit te drukken. Ze kunnen worden aangevuld met het bijwoord ‘hier’.
  • Die/dat kunnen (relatieve) verwijdering uitdrukken. Ze kunnen worden gespecificeerd met ‘hier’ (voor iets wat niet erg ver, soms zelfs heel nabij is) en met ‘daar’ (voor iets wat verder af ligt).

B. Met ‘volledig’ verwijzende functie

Om iets wat elders in de tekst genoemd wordt te representeren worden deze/dit en die/dat gebruikt, maar ook enkele andere verwijzende voornaamwoorden die we hier niet behandelen, omdat ze geen invloed hebben op het probleem dat we willen behandelen, namelijk het verkeerde gebruik van “deze” i.p.v. “die” en van “dit” i.p.v. “dat”.

Deze/dit en die/dat verwijzen naar entiteiten (eenheden, gehelen), en kunnen zowel bijvoeglijk als zelfstandig worden gebruikt.

    Gebruik

  • Die/dat komen het meest voor. Ze verwijzen naar wat al genoemd is en zijn dus terugwijzend.
  • Deze/dit verwijzen in principe alleen naar wat nog moet volgen en zijn dus meestal vooruitwijzend.
    Voorbeelden

      Terugwijzend

    • “Dat huis… dat staat op instorten.”
    • “Die manga… die vind ik fantastisch.”
      Vooruitwijzend

    • “Ik zal je dit zeggen:…”
    • “Ik geef je enkel deze namen:…”

Het is vooral het terugwijzende en vooruitwijzende gebruik dat vaak wordt verward.

De oorzaak ervan is dat in de schrijftaal “dit” (zowel zelfstandig als bijvoegelijk) en “deze” (vooral bijvoegelijk) ook worden gebruikt om terug te verwijzen naar wat onmiddellijk vooraf gaat.

Wij en ook anderen raden af om dit/deze te gebruiken om terug te wijzen. Als dat toch gebeurt, verwatert het onderscheid tussen enerzijds die/dat en anderzijds deze/dit. Dan is het niet meer mogelijk om nog het onderscheid te maken tussen vooruitwijzen en terugwijzen.

C. Met ‘onvolledig’ verwijzende of bepalingaankondigende functie

Soms verwijst een aanwijzend voornaamwoord naar een entiteit die nog niet helemaal bekend is, maar die in een volgende bepaling duidelijker wordt gemaakt (in een voorzetselgroep of in een beperkende relatieve bijzin). In dat geval “kondigt het voornaamwoord aan” dat er nog zo’n bepaling zal volgen.

In een zin als “Ik heb mijn boek, maar dat van jou vind ik niet” geeft het aanwijzend voornaamwoord enkel te kennen dat er over “een boek” wordt gesproken. Dat kunnen we afleiden uit uit wat voorafgaat. Maar over “welk boek” het precies gaat kunnen we niet afleiden uit het voornaamwoord zelf.
Bij aanwijzende voornaamwoorden met wijzende of verwijzende functie daarentegen wordt uit het voornaamwoord zelf wel duidelijk welke individuele vertegenwoordiger van de groep wordt bedoeld.
Een voornaamwoord met bepalingaankondigende functie moet worden aangevuld met een bepaling waaruit blijkt welk individu van de bedoelde klasse wordt aangeduid.

Bepalingaankondigende voornaamwoorden zijn onder andere die/dat (zowel zelfstandig als bijvoegelijk), maar nooit “deze/dit”.

    Voorbeelden

  • “Je moet het alleen aan die mensen vragen die je gegevens kunnen geven.”
  • “Wil je deze manga hier, of heb je liever die van gisteren?”

Opmerking: Er is geen bezwaar tegen twee keer “die” (als bepalingaankondigend voornaamwoord “die” gevolgd door betrekkelijk voornaamwoord “die”). Het eerste “die” wordt met nadruk uitgesproken, maar het tweede zonder. “Die welke” wordt in houterige boekentaal gebruikt om dubbel-die te vermijden, maar het is erg stijf.

Ook in deze categorie zijn er nog andere woorden, maar ze spelen evenmin een rol in het die/deze- en dit/dat-probleem.

(c) 2008, Peter Motte